(Gepubliceerd in NOIZE Rockmagazine zomer 1996)
INTERVIEW & FOTOGRAFIE: HENRY KNEGT
Het Schotse kwartet BIG COUNTRY scoorde ooit (in 1986) een hit in Nederland met het van het album The Seer afkomstige Look Away. De groep debuteerde in 1983 met het sterke The Crossing, een jaar later gevolgd door het zo mogelijk nog sterkere Steel Town. Vooral dankzij de energieke live-optredens (waarbij we het legendarische Rockpalast concert zeker niet mogen vergeten) kreeg de band een grote populariteit. Vanaf 1987 raakt de band, met name in ons land, in de vergetelheid.
Big Country maakte nog verschillende albums, waaronder een half unplugged/half elektrische liveplaat Without The Aid Of A Safety Net. Vorig jaar kwam de band terug met het album Why The Long Face. Dat album was echter waarschijnlijk helemaal aan ons voorbij gegaan als de band niet plotseling als openingsact voor de Rolling Stones in de Kuip mocht optreden. NOIZE sprak met zanger/gitarist Stuart Adamson. De line-up is ongewijzigd gebleven, dus naast Stuart zijn dat bassist Tony Butler, drummer Mark Brzezicki en gitarist Bruce Watson.
Waarom hebben jullie twee verschillende studio’s in Londen gebruikt voor de opnamen van de nieuwe plaat?
‘We hebben het album voornamelijk in de RAK Studios opgenomen, en daar hebben we al vijf tot zes albums opgenomen. Het is onze favoriete studio, het is er erg ouderwets met apparatuur uit de jaren zeventig, een groot live-gedeelte met mengpaneel. We zien elkaar allemaal spelen. Ik moet niets van dat nieuwe spul hebben. In de Metropolis Studio hebben we de zaak gemixt. Chris Sheldon coproduceerde de plaat met ons, hij kent het daar allemaal precies. We hebben hem meer als technicus gebruikt dan als producer. We hebben de plaat in drie weken tijd opgenomen. De songs waren al afgemaakt en gearrangeerd, dus we hadden weinig tijd nodig. Chris voelt ons goed aan, heeft ook zo hier en daar een goed idee. Hij pakt de goede momenten van ons er uit. Alles is binnen twintig dagen opgenomen, langer hoeft voor mij ook niet, het album moet natuurlijk klinken, de tijd van de vele overdubs ligt ver achter ons.’
‘We hebben zo’n twintig liedjes opgenomen, waarvan er uiteindelijk veertien op de plaat zijn gekomen. Op de cd-singles zetten we oude demoversies. Demo’s zijn leuk, ook voor de fans, dan kunnen ze de songs horen als ze nog niet af zijn en songs die niet op het album staan. Een extraatje dus, en we hebben er nog meer! We hebben het album in New York laten masteren. Amerikanen kunnen nu eenmaal beter masteren dan Europeanen. Ze gebruiken hun oren i.p.v. hun meters, het klinkt stukken beter.’
‘De juiste songs staan op de juiste plaats. De songs komen recht uit m’n hart. Ik schrijf songs met onderwerpen waarover ik kan schrijven, het zijn eigentijdse folk- of country songs. Songs zijn verhalen. Modern Folk Song gaat over levensechte mensen in echte situaties.’
Hoe ging het samenwerken met de Stones, of zagen jullie ze ook alleen maar op het podium staan?
‘Ze behandelden ons goed. Soms mochten we zelfs meespelen, zoals op Sympathy For The Devil, leuk toch? Ego’s hebben ze niet, en waarom zouden ze ook, ze hoeven zich niet meer te bewijzen, dat hebben ze lang geleden al gedaan. We hebben goede reacties op onze optredens gehad van het publiek. De mensen krijgen het over zich heen of ze het nu mooi vinden op niet. We hebben er plezier in en als je eerlijk over komt scheelt het heel veel, de mensen laten zich niet beduvelen.’
De dag vóór jullie eerste Kuip-optreden deden jullie een akoestisch optreden in Nighttown.
‘We doen zoiets wel vaker en we hebben daar erg veel plezier in. Het is beter om zoiets te doen dan een dag niets doen. De Stones spelen drie keer per week en dan kunnen wij de andere dagen onze gang gaan. Bovendien spelen we bij de Stones maar veertig minuten. Verandering is heel goed voor ons, het maakt ons heel relaxed.’
‘In Nederland hebben we nog steeds veel fans, gelukkig. Helaas hebben we hier de afgelopen jaren heel weinig gespeeld. De schuld daarvan moet je bij de promotors zoeken.’
Stuart Adamson en Tony Butler
Jullie gingen van een grote platenmaatschappij, EMI, naar een kleine, Castle Communications. Waarom?
‘Het album Why The Long Face hebben we nog voor EMI in Engeland opgenomen, maar de promotie die zij voor ogen hadden beviel ons niet. Castle kocht toen het album van EMI, een soort van transfer dus voor ons. EMI vond de plaat wel goed, maar hun ideeën voor de uitvoering waren slecht. We zullen nog wel meer albums voor Castle gaan maken, we zijn met een come-back bezig en er zit een stijgende lijn in. We moeten nog wel veel werk doen.’
Heb je vroeger gitaarles gehad? ‘
Nee, nooit. Ik heb het mezelf aangeleerd en zodoende ook een unieke speelstijl ontwikkeld. De meeste Europese rockmusici hebben zich een blues stijl aangemeten. Zoals ik speel zitten er veel folk- en country-invloeden in en niet zoveel blues, uniek dus, en daarom ben ik blij dat ik geen les heb gehad. Aan de ene kant zou ik wel graag muziek willen kunnen lezen, maar aan de andere kant… ik speel nu wat ik in mijn hoofd heb. Ik ben op m’n twaalfde met gitaarspelen begonnen. Mijn ouders vonden het prima, maar toen ik besloot om niet naar de universiteit te gaan maar een band te beginnen was dat wel anders natuurlijk. Bruce ontmoette ik toen hij in een punkband speelde samen met mijn zwager. Tony en Mark kwam ik tegen toen ik de laatste tournee met The Skids deed en zij in het voorprogramma speelden. We kunnen goed met elkaar opschieten, we hebben natuurlijk wel eens ruzie, maar dat leggen we altijd vlug weer bij.’
‘Het toeren is goed vol te houden als het maar goed uitgekiend is, dus bijvoorbeeld niet meer dan vier dagen na elkaar optreden, want anders gaat het fout. Ik drink al tien jaar niet meer en dat helpt enorm. Als je jong bent denk je dat je alles kan, maar… daar kom je door schade en schande wel achter als je wat ouder wordt…’
‘De eerste band die ik live zag was Led Zeppelin in Dundee. Ik was toen dertien en dat was het einde voor mij. Daarna kreeg ik inspiratie van veel anderen, zoals Leonard Cohen, Kate Bush, Mott The Hoople en Roxy Music. Ook veel nieuwe bands inspireren mij, zoals Offspring en Weezer.’
Zijn de fans belangrijk voor jullie? ‘
Nou en of! Onze fanclub, The Country Club, doet goed werk voor ons. Wij sturen hen informatie toe en zij geven dat weer door aan de fanclubleden. In Amerika is er overigens een andere fanclub.’
Worden jullie nog of weer gedraaid op de radio?
‘Ja, gelukkig wel. In Engeland draaien ze ons niet zo vaak als wij zelf zouden willen. Op de alternatieve radiostations in de States worden we ook goed gedraaid.’
Big Country is anno 2024 nog steeds actief, maar na diverse bezettingswisselingen is alleen gitarist Bruce Watson nog het enige originele bandlid.