(Gepubliceerd in NOIZE Rockmagazine #2 – 1993)
INTERVIEW: HARRY PATER & HENRY KNEGT
FOTOGRAFIE: HARRY PATER
Vorig jaar verzorgde hij het voorprogramma bij Gary Moore en verraste toen iedereen die dat meemaakte door zijn uitstekende (slide)gitaarspel. Ook ‘s mans mimiek tijdens het spelen is uniek. Kortgeleden was DAVE HOLE, the man from Down Under, voor een korte tournee in ons land. NOIZE sprak met hem tijdens de pauze en na afloop van zijn optreden in het Hellendoornse Bluescafé De Lantaarn, waar hij een dag na de Red Devils optrad, die de vorige avond de tent bijna hadden afgebroken. Dave speelde dan ook niet voor een uitverkochte zaal maar er was een erg enthousiast publiek op hem afgekomen; het was zijn tweede bezoek aan De Lantaarn, die hem pas na enkele toegiften lieten gaan.
Dave vertelt eerst iets over zijn levensloop:
‘Ik kom dus uit Australië, maar ik ben in Engeland geboren. Toen ik vier was zijn we geëmigreerd. Ik speelde in high school bandjes en daarna in een rock’n’roll band die veel Rolling Stones songs speelde. Daarna stapten we over naar de blues. Toen we eenmaal Muddy Waters en Howlin’ Wolf hadden gehoord was ons blueslot beslist. De Stones waren immers ook beïnvloed door Muddy die eigenlijk McKinley Morganfield heette en Howlin’ Wolf oftewel Chester Burnett. Dit was zo’n twintig jaar geleden. Sindsdien heb ik in allerlei bluesbands gespeeld en ben ik heel Australië doorgetrokken, er zijn daar gelukkig erg veel mogelijkheden om live te spelen. Ik kon er dan ook behoorlijk goed van leven. Twee jaar geleden maakte ik mijn eerste album, Short Fuse Blues en daardoor kreeg ik erkenning in de States en hier natuurlijk en sinds begin dit jaar is mijn tweede plaat uit, The Plumber. Het eerste album heb ik in eerste instantie zelf gefinancierd. Om publiciteit te krijgen stuurde ik gericht promotie exemplaren, o.a. naar Guitar Player Magazine en met name zij waren er erg enthousiast over en ze schreven een erg lovende kritiek over de plaat. Alligator Records in de States kreeg toen interesse en ik tekende bij hen een contract voor Amerika en Canada. Voor Nederland en de rest van Europa tekende ik een contract met Provogue, waar ik erg blij mee ben, want zij doen erg hun best voor me.’
Hoe kwam je in het voorprogramma van Gary Moore terecht?
‘Gary had mijn eerste album gehoord en vond het erg goed, zei hij. Hij zocht een support act voor zijn tournee en het leek hem een goede kombinatie. Ik speel veel slide en klink dus anders genoeg dan Gary klinkt. We hebben ook veel overeenkomsten, beide spelen we blues en rock en het bleek dat zijn fans mijn muziek ook goed vonden, want de reacties waren geweldig goed. Ook de perskritieken waren over het algemeen van positief tot zeer lovend! Het was voor ons een goede ervaring om voor zoveel mensen te spelen. Bovendien is Gary een prima muzikant en een aardige vent. Of hij wel een echte bluesmuzikant is? Diep van binnen is hij het wel. Blues is moeilijk te definiëren. Hij is geen blues traditionalist, maar hij houdt wel van de blues, dat is goed te merken. Hij speelt blues met een heavy rock accent.’
Op je eerste album speel je een nummer van Robert Johnson…
‘Ja, Travelling Riverside Blues, daar doe ik een snelle en rockende versie van. Ik vind hem erg goed, ik heb veel naar hem geluisterd. Mijn spel is vooral beïnvloed door muzikanten uit de jaren dertig en veertig, Robert Johnson en Charlie Patton voornamelijk. Ik speel eigenlijk een rocked up versie van de Mississippi blues.’
Op Short Fuse Blues staat een achttal covers, o.a. van Peter Green, Willie Dixon, Jimi Hendrix, Robert Johnson en Willie Johnson. Zes songs heb je zelf geschreven. Op The Plumber staat geen enkele cover…
‘De reden hiervoor is simpel: ik had nu genoeg eigen songs geschreven. Vooral gesterkt door de positieve kritieken op mijn eigen nummers besloot ik deze eigen songs te gebruiken en als ik de kritieken op het nieuwe album allemaal mag geloven is dat een juiste beslissing geweest. De coversongs op het eerste album zijn voor mij een soort van eerbetoon aan al die mensen die jij noemde, omdat ze zoveel voor mij betekend hebben, muzikaal gezien.’
Hoe lang bestaat de huidige Dave Hole Band al?
‘Bassist John Wilson speelt al zeven jaar met me en de drummer doet nu zes maanden mee. Op de platen speelt Bob Patient op keyboards mee. Live speelt hij zo nu en dan mee. In Nieuw Zeeland en Australië heeft hij bijvoorbeeld wel meegedaan en als we de volgende keer naar Europa komen zal hij zo goed als zeker ook meekomen. Ik speel al zo lang samen met hem, hij wordt vast nog wel eens een keer vast lid van de band.’
Jij hebt een geheel eigen manier van slide gitaar spelen…
‘Ik speel inderdaad anders dan de meeste gitaristen, ik speel vanaf de bovenkant van de nek, apart, maar het is noodgedwongen zo gekomen. Ik had me namelijk net geleerd slide te spelen toen ik mijn vinger brak en ik niet anders kon spelen dan zo. Het beviel me zo goed dat ik het maar zo heb gelaten en natuurlijk is het een voordeel als je je onderscheidt van anderen. Mijn stijl is daardoor dus anders en dat heeft alleen maar positief gewerkt voor mij. Jeff Healey speelt ook op een dergelijke manier, hij doet het omdat hij het zich vanwege zijn blindheid zelf zo aangeleerd heeft, zo heb ik gehoord. Ik heb het gitaarspelen me ook zelf aangeleerd, ik heb geen les gehad. Veel naar bluesplaten luisteren is een goed middel, als je gaat meespelen kun je een heel eind komen. Ik schrijf songs meestal vanaf de gitaar maar soms heb ik eerst een tekst en verzin ik er dan een melodie bij. Teksten zijn belangrijk voor me, ze gaan doorgaans over persoonlijke dingen. Voor mij gaan ze althans ergens over.’
‘Toen ik in Perth was speelde ik gemiddeld vijf keer per week, dus zo’n 250 optredens per jaar. Tegenwoordig speel ik wat minder vaak, ik wil ook wel eens op vakantie, dus nu zijn het zo’n tweehonderd optredens per jaar.’
Sommige bluespuristen zweren bij de traditionele, akoestische blues. Jij speelt elektrisch. Wordt het niet eens tijd voor Dave Hole Unplugged?
‘Ik heb eigenlijk altijd al akoestisch gespeeld. Op het volgende album zal ik een aantal akoestische nummers doen, eventueel aangevuld met bas en drums. Eigenlijk had ik op de eerste plaat ook de akoestische gitaar moeten gebruiken, maar vanwege tijdgebrek en het lage budget ging dat niet. We namen alles in één dag op en er was gewoonweg geen gelegenheid meer voor.’
Als je tweehonderd optredens per jaar doet en tussendoor moet je ook nog eens veel reizen, wanneer heb je dan de gelegenheid om nieuwe songs te schrijven?
‘De songs voor The Plumber werden binnen één maand geschreven. Sommige ideeën waren wel ouder, maar werden samengevoegd tot songs. Songs veranderen met de tijd en het had allemaal best wel beter gekund, maar ja, het hangt natuurlijk ook van je stemming af. De meeste songs namen we in één take op, klaar. De zangpartijen deden we vrijwel allemaal over vanwege bijgeluiden. We hebben enkele overdubs gedaan, met name wat slaggitaar partijen. Ik produceerde alles zelf, ook al vanwege de kosten natuurlijk.’
Je gebruikt live drie verschillende gitaren.
‘Ik gebruik een Gibson, een Fender Stratocaster en een kleine Fender, een zeldzame G-Sonic, met een korte nek. Ze werden tussen 1958 en 1965 gemaakt en waren toen erg goedkoop. Tegenwoordig zijn ze haast niet meer te betalen. Ik kocht ‘m helemaal nieuw in 1972, hij lag in een koffer, helemaal onder het stof in een muziekwinkel. De eigenaar van die zaak was blij dat hij die gitaar eindelijk verkocht, hij had ‘m al meer dan tien jaar liggen zonder dat er maar iemand interesse in had. Ik probeer ook wel eens nieuwe gitaren uit. Uit Australië komt Guy Formentin, een gitaarbouwer. Zijn gitaren zijn erg goed. Maar mijn favoriete instrument blijft de Gibson, vooral bij opnames.’