(Gepubliceerd in Musicmaker 09-2007)
Tekst: HARRY PATER
Foto: HENRY KNEGT
Een klein jaar geleden verscheen de cd Over The Border van de Amerikaanse rock & rollband The Brandos, al jaren een graag geziene gast op Europese podia. De kern van de band bestaat uit oprichters Dave Kincaid (zang, gitaar, mandoline) en Ernie Mendillo (bas, zang). Voorafgaand aan de Europese tournee die onder meer leidt naar het Take Root festival in Groningen, Helmond, Hardenberg en Leiden, sprak Musicmaker met beide heren.
The Brandos bestaan sinds halverwege de jaren ’80, toen twee man van de Amerikaanse westkust en twee van de oostkust elkaar in New York ontmoetten en besloten een band te beginnen. In 1987 kwam de eerste cd Honor Among Thieves uit op het Relativity label, dat goed werd ontvangen. In 1989 verkaste de band naar het Duitse SPV label en bracht daarop vier reguliere en twee verzamelalbums uit.
Tussen het vorige studioalbum Pass The Hat uit 1996 en de nieuwe cd zitten tien jaar zonder releases, twee verzamelaars uitgezonderd. Hoe zit dat?
Dave: ‘Ons contract met SPV was afgelopen en we hadden het druk met andere dingen. We bleven toeren als The Brandos in vooral Duitsland, Scandinavië en Nederland en België. Ook tourden we als support van Willy DeVille door een groot deel van Europa. Iedere twee jaar komen we voor een uitgebreide tournee naar Europa en jaarlijks doen we een aantal optredens rond de kerstdagen. Omdat we geen nieuw album uit hadden en onze grote schare fanbase al onze platen al had, besloten we eind 2004 weer aan een nieuw album te beginnen. Ik begon toen met het schrijven van songs en begin 2006 begonnen we met opnemen, wat een lang proces was. Omdat we geen vaste band meer hebben en omdat Ernie in Italië woont deed ik veel in mijn eentje. We moesten de opnamen zelf financieren en dus zuinig omgaan met de studiotijd. De slagwerkpartijen deed ik in eerste instantie met mijn drumcomputer, later werden die door Frank Funato echt ingespeeld. Op drie songs na dan, want die werden door Dennis Diken en Simon Kirke gedrumd. Ernie kwam een paar keer over naar New York om zijn partijen in te spelen en om suggesties te doen voor veranderingen.’
‘Maar in feite heb ik alle arrangementen en de productie gedaan, wat goed bevallen is. Omdat we op een gegeven moment van concertpromotor in Europa wisselden en de nieuwe graag wilde dat we met een nieuwe cd zouden komen, want dat zou vast weer extra bezoekers opleveren, kwamen we in contact met de mensen van Blue Rose Records, een Duitse maatschappij. Ze wilden ons heel graag hebben en pas nadat we het contract getekend hadden vroegen ze ons of ze een paar van de nieuwe nummers mochten horen. Gelukkig waren ze enthousiast over de songs. Ook het publiek reageerde enthousiast toen we de nieuwe songs speelden. Overigens zijn en blijven de opnamen ons eigendom. Blue Rose brengt de cd in licentie uit. Toen we indertijd bij Relativity tekenden betekende dat meteen dat zij eigenaar van de songs werden, in die tijd was dat bij vrijwel alle Amerikaanse maatschappijen zo. Nou, dat doen we dus nooit meer!’
Dave, naast The Brandos breng je ook platen uit met meer traditionele muziek, zowel Iers als Amerikaans. Hoe dat zo?
Dave: ‘Ik ben al van jongs af aan geboeid door de Amerikaanse Burgeroorlog, waarin ook mijn voorvaderen meevochten. Veel Ieren trokken in die tijd naar Amerika kwamen al dan niet toevallig in die oorlog terecht. Door mijn onderzoeken in bibliotheken, musea en particuliere verzamelingen kwam ik er achter dat er in die oorlog dagelijks teksten werden geschreven door soldaten, vaak als een soort verslag van de gebeurtenissen en gevechten. Die teksten werden veelal op traditionele Ierse muziek gezet, wat betekent dat er soms wel tien of meer liedjes zijn met dezelfde melodie maar met andere teksten. Ik vind het fascinerend om dat uit te zoeken en steeds weer nieuwe dingen te ontdekken. Het inspireert me ook dusdanig dat ik die invloeden ook in The Brandos gebruik. Op de nieuwe cd zijn The Triangle Fire en Dino’s Song daar voorbeelden van, je hoort meteen de typische Ierse klanken van de fluiten en drums. Als laatste track hebben we onze versie van Guantanamera opgenomen, daarin zijn uiteraard nogal wat Mexicaanse invloeden te horen.’
Jullie spelen dus veel in Duitsland en Nederland. Maar hoe zit dat in Amerika?
Ernie: ‘We spelen daar ook wel regelmatig, maar dat is toch anders. Op de een of andere manier hebben Amerikanen niet veel op met traditionele muziek. Wij worden best nog wel op de radio gedraaid, maar alleen op Americana-georiënteerde stations en we spelen veelal in kleinere zalen. In Europa spelen we al jaren voor uitverkochte zalen van minstens duizend man en daarnaast doen we ook veel festivals. Het publiek is hier veel beter geïnformeerd dan dat in de States en daarnaast ook veel beschaafder. In Nederland hebben we volgens mij haast overal wel gespeeld waar een podium is!’
Dave: ‘Ik weet zeker dat wij meer dorpen en steden in Nederland hebben bezocht dan de gemiddelde Nederlander. Noem mij een plaats en ik rij er zó heen, zonder gps apparaat of kaart! En omdat we overal gespeeld hebben kregen we er steeds meer fans bij. We werden vrijwel overal teruggevraagd en als we dan de volgende keer kwamen was de zaal altijd uitverkocht, dus hadden onze fans goed hun best gedaan om anderen in ons te interesseren.’
Ernie: ‘Wat wij ook erg fijn vinden is dat het in Nederland en Duitsland allemaal goed georganiseerd is. Licht en geluid zijn altijd goed en alles eromheen ook. In Amerika willen ze ons nog wel eens in een goedkoop motelletje onderbrengen, wat in onze begintijd in Europa ook wel gebeurde, maar toen wisten wij niet beter. Tegenwoordig wordt onze rider goed gelezen en vaak doet men nog meer. We slapen in hotels met minimaal drie sterren, krijgen uitstekende maaltijden en ook de kleedkamers en catering zijn tegenwoordig heel goed. In onze begintijd speelden we regelmatig in CBGB’s in New York, jullie kennen die club vast wel. In het begin van de punk en new wave beweging in de jaren ’70 speelden daar Blondie, Talking Heads, Patti Smith, Television en de Ramones. Wij speelden daar één keer en de baas, Hilly Kristal, vond ons zó goed dat wij daar maandenlang ieder weekend mochten spelen. We hebben daar heel veel geleerd. Maar de omstandigheden in CBGB’s waren en zijn echt heel slecht. Alleen het geluid was er goed en tegen een kleine vergoeding werden de optredens opgenomen. Wij hebben al die tapes nog. Maar verder… het was gewoon een shithole! De toiletten waren smerig, je dronk er uit flessen want uit de aanwezige glazen wilde je echt niets drinken. Het is echt een legendarische club, vergelijkbaar met The Cavern in Liverpool. Jammer dat Hilly de tent moest sluiten (Hilly overleed eerder dit jaar op 75-jarige leeftijd aan kanker; HP), want hij kon niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen en had geen geld voor een verbouwing en wilde dat ook niet meer.’
Website The Brandos fanpage