(Gepubliceerd in Musicmaker 06-2008)
De Britse blueslegende John Mayall (23-11-1933, Macclesfield bij Manchester, Engeland) is nou typisch zo’n man die van geen ophouden wil weten. Vrijwel ieder jaar treedt hij wel enkele keren in ons land op, zoals begin juli in Hellendoorn, Zoetermeer en Eindhoven. In september en oktober komt hij alweer terug voor maar liefst tien optredens in grote zalen, waarna hij een uitgebreide tournee door Frankrijk doet.
TEKST: HARRY PATER
FOTO’S: HENRY KNEGT
In 1965 verscheen het debuut John Mayall Plays John Mayall, een jaar later kwam het legendarische album Blues Breakers with Eric Clapton. Met zijn Chicago-style blues veroverde hij de wereld. En de rest is geschiedenis… Mayall ontdekte latere grootheden als Jack Bruce, Mick Taylor, Peter Green, Mick Fleetwood, John McVie en Walter Trout, die allemaal in zijn band The Bluesbreakers speelden.
Een jaar geleden verscheen het nieuwste album, In The Palace Of The King, een eerbetoon aan bluesgigant Freddie King. We spreken Mayall voorafgaand aan een spetterend optreden. Het is een ongelooflijk gespierde maar zeer slanke man, die overduidelijk veel tijd in de sportschool doorbrengt en die je absoluut geen (bijna) 75 jaar zou geven. Iemand ook die je met ‘u’ en ‘mister Mayall’ wilt aanspreken, maar ‘zeg maar gewoon John hoor’, laat hij meteen weten.
Waarom juist een eerbetoon aan Freddie King?
‘Nou, iedere keer als ik een album maak is er wel een bepaald thema aan verbonden dat ikzelf bedenk of waar iemand anders mee komt. In dit geval vond mijn platenmaatschappij dat ik maar weer eens een studioplaat moest gaan maken. En ze stelden voor om een tribute album te maken, want dat is meestal erg inspirerend en vaak ook goed voor de verkoopcijfers omdat je dan kans hebt dat naast de eigen fans ook die van degene die je op de plaat eert het album willen hebben. Ik vond dat een goed idee van hen en Freddie King eren vond ik dan weer voor de hand liggend. Freddie King is in de loop van de jaren zo vaak geassocieerd geweest met The Bluesbreakers dat ik dat graag wilde doen.’
‘En ik ben al jaren fan van die man. Ik hoefde in feite alleen maar in mijn platencollectie te duiken om daaruit zoveel mogelijk gevarieerde songs van hem op te zoeken om er een heel album van te maken. Het was ook niet moeilijk om deze plaat op te nemen, want mijn Bluesbreakers zijn niet alleen erg goed, zij kenden ook vrijwel alle songs die ik uitgekozen had. Daarnaast doet Robben Ford op één van de tracks mee, op Cannonball Shuffle, een instrumentaal nummer dat hij ook op zijn nieuwste plaat heeft gezet en wat zijn eerbetoon aan Freddie King was. Daarnaast doen er nog enkele blazers mee èn Tom Canning, die op de meeste Bluesbreakers platen van de afgelopen jaren meespeelt op orgel en piano. De meeste recensies waar ik van hoorde of zelf gelezen heb waren gelukkig positief en volgens mijn platenmaatschappij gaat het ook goed met de cd-verkoop. Blijkbaar houden bluesliefhebbers niet zo van illegaal downloaden en hebben ze liever iets tastbaars in hun hand. De plaat verkocht al snel meer dan mijn vorige studioplaten, dus neem ik aan dat deze ook goed gepromoot wordt.’
Klopt het dat deze line-up van The Bluesbreakers al heel lang bij elkaar is?
‘Ja. Ik heb nog nooit zo lang met dezelfde mensen gespeeld als met deze bezetting. Buddy Whittington (gitaar) ken ik al sinds 1991 toen hij met zijn toenmalige band in mijn voorprogramma speelde. Toen Coco Montaya in 1993 wegging twijfelde ik geen moment om Buddy te benaderen om tot The Bluesbreakers toe te treden. Hij hapte meteen toe en bewijst iedere keer weer dat dit een goede keuze is geweest. Je weet wellicht dat het een traditie is dat iedere gitarist van mij tenminste één instrumentale Freddie King song moet uitkiezen om die op een album op te nemen. Buddy koos voor Sen-Say-Shun dat op Blues For The Lost Days staat. Drummer Joe Yuele speelt nog langer bij me, al sinds 1985! Het is wel duidelijk dat we goed met elkaar overweg kunnen, anders hou je het nooit zo lang met elkaar vol.’
‘Hank van Sickle speelt sinds 2000 bij me op de bas. Onderling kunnen deze jongens het ook heel goed met elkaar vinden, we hebben dan ook veel lol samen als we aan het toeren zijn. Het is vooral een combinatie van de juiste mensen bij elkaar en het feit dat het iedere dag weer anders is en dat we elkaar nog steeds kunnen verrassen. Meestal zal het publiek dat niet eens merken, maar wij onderling wel. Het komt heel vaak voor dat we elkaar na een optreden fijn hi-fiven omdat er weer iets bijzonders gebeurd is, zonder dat dit van tevoren is afgesproken. Dat maakt het ook spannend en afwisselend voor ons.’
Jullie doen 100-120 optredens per jaar.
De meeste mensen van jouw leeftijd zijn al lang gestopt met werken. Vertel…
‘De meeste muzikanten doen het ook niet zoals wij het doen. De meeste bands die op tournee gaan plannen het zodanig dat ze verschillende dagen vrij zijn tussen optredens. Wij doen dat niet. Wij hebben alleen reisdagen, dan kunnen we relaxen in onze bus en daarna treden we meteen weer op. 100-120 optredens lijkt wel veel als je ze bij elkaar ziet staan, maar in feite valt dat reuze mee. The Rolling Stones doen misschien maar de helft van dat aantal optredens tijdens hun wereldtournee, maar die hebben er zóveel vrije dagen tussen dat ze daar wel twee jaar over doen. Wij doen het veel efficiënter en dus ook goedkoper en prettiger, want in feite komt het er op neer dat wij per jaar hooguit vier maanden aan het optreden zijn en dus acht maanden de tijd hebben om andere dingen te doen. Op deze manier doen we het al heel lang en dat bevalt ons uitstekend. En die leeftijd, ach… ik werk al vanaf dat ik professioneel in de muziek bezig ben altijd met mensen die jonger zijn dan ik en dat houdt me in alle opzichten jong en fris. Dat ik bijna 75 jaar ben geeft me natuurlijk een ander gevoel dan toen ik 25 jaar was, maar doordat ik gezond leef en eet en veel aan sport doe kan en wil ik veel meer doen dan zeker de meeste van mijn leeftijdsgenoten en ook van veel jongere collega-muzikanten.’
Klopt het dat John Mayall net als 30 jaar geleden nog altijd zijn eigen roadie is?
‘Inderdaad, wij sjouwen onze eigen backline van bus naar podium en omgekeerd en sluiten alles zelf aan en bouwen zelf alles op. Als we thuis in de States toeren [Mayall verhuisde begin jaren ’70 van Engeland naar het altijd zonnige Californië; HP] hebben we onze eigen apparatuur bij ons. De lokale en regionale promotors en concertorganisatoren zorgen ervoor dat alles aanwezig is wat wij nodig hebben. Als het eerste concert ergens aan de oostkust is vliegen we daarheen, huren een auto op het vliegveld en rijden daarmee naar het eerste optreden. Na afloop naar het hotel en de volgende dag rijden we zelf verder naar concertzaal nummer twee. Als we dan dat gedeelte van het land afgewerkt hebben vliegen we meestal weer naar huis en gaan dan een tijdje later weer naar een ander deel van het land.’
‘In Europa is het anders, vanwege de grote afstanden. Hier zorgen de promotors ervoor dat we overal waar we spelen de juiste spullen hebben, alleen onze instrumenten nemen we zelf mee en de backline wordt voor de hele tour gehuurd. We hebben een tourmanager bij ons die alles regelt en verder geen personeel. We reizen altijd met twee busjes, de ene met de apparatuur en de andere met de bandleden. Zoals ik al zei kunnen we lekker relaxen op de reisdagen en dus zit er een chauffeur achter het stuur. En ja, dat we met zo’n klein clubje reizen scheelt ons inderdaad heel wat geld, want elke extra roadie moet je betalen en dàt geld gaat dan weer van onze verdiensten af.’
Je speelt veel op blues- en rockfestivals. Zie je kans om andere bands te bekijken?
‘Niet echt helaas. We komen meestal zo’n twee uur voordat we op moeten aan en dan is het een kwestie van uitladen, opbouwen en als het even kan soundchecken. Dan snel omkleden en opfrissen en daarna is het tijd om te gaan spelen. Omdat we meestal als een van de laatsten op het podium staan en we na ons optreden snel alles moeten afbreken en inladen, hebben we daarna ook haast nooit tijd. Maar soms lukt dat wel. Vorig jaar op Bospop speelde Gary Moore voor ons en tijdens ons optreden deed hij een paar nummers mee. Dat doet hij wel vaker, want we spelen vaak op dezelfde festivals.’
In 2003 vierde je 70e verjaardag met een speciaal concert in Liverpool.
‘Dat was fantastisch! Ik heb een aantal oud-leden van The Bluesbreakers gevraagd om als gast mee te doen en was vooral verrast dat Eric Clapton meteen toehapte. We hadden al heel lang niet meer samen gespeeld en het was echt een feest! Met Mick Taylor heb ik begin jaren ’80 een paar jaar gespeeld en we zien elkaar nog regelmatig, dus dat was ook erg leuk. Ook mijn oude vriend Chris Barber (trombone) was van de partij. Ik ben erg blij dat we dat concert opgenomen hebben en kort daarna op cd en dvd hebben uitgebracht. Het is mijn best verkochte album van de afgelopen jaren!’
Je staat te boek als The Godfather Of British Blues en als ontdekker van grote namen als Clapton, Bruce, Taylor, McVie, Fleetwood en dergelijke. Ben je de afgelopen tijd nog een veelbelovend talent tegen gekomen?
‘Zoals ik al vertelde zie ik helaas maar heel weinig andere artiesten. Maar enkele jaren geleden zag ik een toen vijftienjarig jochie dat verbijsterend goed gitaar speelde. Eric Steckel heet hij, komt uit Amerika en zal nu een jaar of zeventien, achttien zijn. Misschien heb je al van hem gehoord [Jazeker! Zie MM04 van 2007; HP]. Ik heb hem meteen mee op tournee genomen, hij had toen toch vakantie van school. Die jongen kan heel groot worden!’
Jouw bekendste song is – in elk geval in Nederland – Room To Move. Speel je die nog steeds met veel plezier?
‘O jazeker. Ik hoor en lees wel eens van muzikanten die het zat zijn om hun bekendste song avond aan avond te moeten spelen. Daar begrijp ik niets van. Zo’n lied heeft je bekendheid en vaak ook een goed inkomen bezorgd, doordat je publiek het kocht. Dat publiek wil dat lied dan ook graag van je horen als je komt optreden. En wie ben jij dan als artiest om ze dat te ontzeggen. Je bent echt verkeerd bezig als je dat doet.’
Kun jij je het optreden in 1979 op het roemruchte Lochem Festival nog herinneren, waar je letterlijk van het podium afgekegeld werd?
‘Flessen, appels, eieren, tomaten… alles werd er naar me gegooid omdat het publiek de muziek die ik toen maakte, jazz-georiënteerd, niet wilde horen. Ik besloot toen om snel Room To Move te spelen en toen hield het gooien op. Maar tijdens het volgende nummer begonnen ze weer. Toen ben ik maar weggegaan. Die periode was zeker niet mijn beste, zowel muzikaal als commercieel.’
De meeste van je albums uit je beginjaren zijn inmiddels op cd uitgebracht. Wat vind je daarvan?
‘Ik luister er niet naar, want oorspronkelijk zijn ze als mono platen gemixt en uitgebracht en voor cd hebben ze er ineens stereo mixen van gemaakt. Daardoor is de balans helemaal verkeerd. Je hoort nu ineens de slaggitaar uit de rechterspeaker komen, en dergelijke. Ik kan het weten, want ik was erbij toen we die platen opnamen en mixten. Misschien, als ze mij gevraagd hadden om bij het opnieuw mixen aanwezig te zijn, dat ik er dan nu anders over gedacht zou hebben. Aan de andere kant: het is wel fijn dat de mensen die oude platen nu ook kunnen kopen.’
Via je website bied je ook speciale cd’s aan, die niet in de winkel te koop zijn. Waarom?
‘Ik ben heel nadrukkelijk betrokken bij mijn website, wat toch echt een uitstekend communicatiemiddel tussen artiest en zijn publiek is. We houden deze ook heel actueel, zodat de mensen merken dat we bovenop nieuws en ontwikkelingen zitten. Wat die speciale cd’s betreft, dat zijn vooral opnamen die voor de echte fans, liefhebbers en verzamelaars interessant zijn. Het grote publiek zit niet op dergelijke platen te wachten en omdat ik al zóveel andere albums heb gemaakt hebben zij daar genoeg keuze uit. De laatste jaren is het zelf uitbrengen van cd’s voor muzikanten erg interessant geworden. Gelukkig heb ik wel een platencontract met Eagle Records om mijn reguliere albums uit te brengen. Want zij zorgen voor een goede distributie en promotie, zodat mijn recente platen overal te koop of te bestellen zijn.’
Onvermijdelijke laatste vraag: hoe lang denk je nog door te gaan?
‘Ik ga door zolang ik iedere avond de energie kan opbrengen om een goed optreden te geven, maar eigenlijk zou ik nog in een rolstoel willen komen. Zoals ik al zei voel ik me helemaal niet oud. Ik rook en drink niet, heb nog nooit drugs gebruikt en doe veel aan powerlifting. Alleen op tournee lukt dat niet, maar door het sjouwen van de apparatuur eigenlijk ook weer wel.’
John Mayall blueszanger, gitarist, toetsenist, tekstschrijver, componist, producer
Geboren: 29 november 1933, Macclesfield, Cheshire, Verenigd Koninkrijk
Overleden: 22 juli 2024, Californië, Verenigde Staten