(Gepubliceerd in Music Maker #7, 2002)
Tekst: Harry Pater
Fotografie: Henry Knegt en Harry Pater (live)
Na vooral als hardrockgitarist naam gemaakt te hebben kwam de in 1952 in het Noord-Ierse Belfast geboren Gary Moore in 1991 met het album “Still Got The Blues”. Het werd z’n bestverkochte album tot nu toe en bevat onder meer de gelijknamige hit.
Daarna maakte hij nog een aantal bluesrockalbums waarvan “Blues For Greeny”, zijn eerbetoon aan de originele Fleetwood Mac gitarist Peter Green, de laatste was. Na twee geheel andere albums (die niet zo goed verkochten) verscheen begin maart het album “Back To The Blues”, dat in veel opzichten vergelijkbaar is met zijn eerste bluesplaat. Hoog tijd voor een gesprek met een aimabel gitarist.
‘Waarom ik weer terug naar de blues ben gegaan is heel simpel: ik had er weer zin in! Dat is dezelfde reden waarom ik ooit met de blues ben begonnen, ik heb het altijd fijne muziek gevonden en na twee totaal verschillende albums was ik er ook weer aan toe. De vorige was “Different Beat” en die was heel erg anders dan anders, waarop ik veel met andere soorten en stijlen van muziek experimenteerde en die daarvoor heette “Dark Days In Paradise”, dat was een erg melodieuze op songs gebaseerde plaat. Nu wilde ik de studio weer in met een band om live de blues te spelen, want de vorige twee heb ik hoofdzakelijk in m’n eentje gemaakt. Deze keer wilde ik gewoon zo snel mogelijk opnemen want de vorige platen kostten me veel tijd, zo’n achttien maanden per stuk en daar had ik nu echt geen zin in. De platenmaatschappij had geen enkele invloed op deze beslissing, ik doe wat ik wil en zij moeten het gewoon uitbrengen, die status heb ik inmiddels al enkele jaren en als zij het niet willen uitbrengen dan doe ik het gewoon zelf, via internet bijvoorbeeld. Maar ze vertrouwen me.’
‘We hebben de nieuwe plaat in onze repetitieruimte opgenomen in Music Bank. We hebben het de Waterloo Sunset Studios genoemd. Er is daar een grote live ruimte die we normaliter gebruiken om te oefenen voor de tournees en daar zit een soort kantoor aan vast, een soort loggia, en die had een groot raam naar de live ruimte zodat het net leek of het een opnameruimte was. We besloten om daar te gaan opnemen op een 24 sporen Radar harddisk recorder en een groot mengpaneel en maakten daar onze kleine studio mee. Het haalde meteen alle druk weg, want we hoefden met niemand rekening te houden omdat men ons toch niet kon horen en bovendien hadden we alle vrijheid om te experimenteren en van alles uit te proberen omdat we niet in een dure geldverslindende studio zaten. De band was daardoor veel relaxter en bleek tot heel goede uitvoeringen van de songs in staat te zijn. Het was haast alsof we thuis aan het opnemen waren. Daarna heb ik nog twee weken in een echte studio gezeten om nog wat zang en overdubs te doen en te mixen. Volgens mij kan niemand aan de opnamen horen dat het niet in een ‘echte’ studio is opgenomen. De plaat klinkt zoals een bluesalbum in mijn visie behoort te klinken. Je houdt van die muziek of je houdt er niet van, maar met de opnamekwaliteit is niets mis.’
John Mayall
Gary speelt mee op het nieuwe album van bluesveteraan John Mayall, wiens album “Bluesbreakers” met Eric Clapton op gitaar tot zijn favoriete platen behoort en op de nieuwe cd van bassist/zanger Jack Bruce die van 1966-1969 samen met Ginger Baker en Eric Clapton het supertrio Cream vormde.
‘John Mayall was in dezelfde studio waar ik aan het overdubben en remixen was bezig met de opnamen van zijn cd ter gelegenheid van zijn veertig jarig jubileum en hij had daarvoor allerlei gasten uitgenodigd zoals Mick Taylor, Peter Green, Jeff Healey, Billy Gibbons of zoals hij zichzelf noemt Billy F. Gibbons, Otis Rush en dat soort mensen. Toen ik in datzelfde gebouw met een fotoshoot voor m’n nieuwe album bezig was kwam ik hem tegen en toen zei hij: “Hallo, ik ben John Mayall”, alsof ik dat niet wist! Ik vroeg of ik samen met hem op de foto mocht, want hij is echt een van mijn idolen, en dat wilde hij wel. Hij wilde me graag op een nummer laten meespelen dus of ik na de fotosessie wilde komen.’
‘Uiteindelijk ging ik met hem mee naar de studio en hij liet me de song niet eens horen, ik moest meteen een solo spelen die ik uiteindelijk in twee takes voor elkaar had. Het was geweldig om met hem te werken omdat hij een van mijn helden is en een van de mensen, naast Peter Green, die mij tot de blues hebben bekeerd toen ik nog heel jong was. Ik ben hem daar dan ook erg dankbaar voor en vind het een eer om door hem gevraagd te worden om met hem te spelen.’
Jack Bruce
‘Jack Bruce was met een album bezig waarop hij onder meer remakes heeft gemaakt van “White Room” en “Sunshine Of Your Love” en hij had Eric Clapton bereid gevonden om op een paar nummers mee te doen. Jack werkt met een stel Cubaanse percussionisten waardoor het natuurlijk nogal latinachtige muziek is geworden. Hij vroeg me of ik ook wilde meedoen op twee ballad-achtige nummers en behalve een goede vriend van me is hij natuurlijk ook een levende legende. Hij heeft nooit de waardering gekregen die hij verdiend heeft. Mensen denken vaak dat het Clapton was die al die mooie nummers van Cream zong en geschreven heeft, maar het was toch echt Jack Bruce! Hij is echt een geweldige muzikant en we hebben vrij regelmatig samengewerkt; hij zong op een van mijn soloalbums in de 1980s en we speelden samen op enkele soloplaten van Cozy Powell.’
BBM
‘In 1994 was ik met de opnamen voor een nieuw album bezig en toen vroeg ik Jack of hij wilde meedoen. Al gauw hadden we samen nummers geschreven en toen bleek dat de drummer die we wilden hebben, Gary Husband, verhinderd was en toen stelde Jack voor om Ginger Baker te vragen. Ik was daar gezien hun geschiedenis nogal verbaasd over maar wel enthousiast natuurlijk. Ginger zei meteen “ja” en toen we samen speelden was het me al meteen duidelijk dat dit geen soloplaat maar een bandalbum zou worden, want met zulke mensen ga je natuurlijk geen Gary Moore etiket op de plaat plakken. Er was geen hype, geen druk van buitenaf toen we eraan begonnen. BBM was dus geboren en we hadden veel succes, vooral bij de liveoptredens en met name die in Spanje waren heel erg goed. Uiteindelijk duurde het maar één album en één tournee omdat de druk van buitenaf te groot werd. We werden voortdurend met Cream vergeleken maar dat waren we natuurlijk helemaal niet, ondanks dat we live wel de nodige songs van die band speelden.’
Blues versus hardrock
‘Ik ben blij dat de meeste mensen me nu kennen als bluesgitarist en niet als hardrockgitarist zoals in de 1980s, want zo wil ik het ook graag. Tot aan 1989 speelde ik hardrock en ik was er zo zat van dat ik toen de blues weer oppakte, daar was het voor mij immers mee begonnen. Als je in de 1980s gitarist was dan moest je haast wel hardrock spelen als je wilde opvallen en je onderscheiden van anderen. Maar als ik er nu op terugkijk kom ik tot de conclusie dat het toch niet goed voor mij was. Hardrock spelen was stom! Het was niet slecht wat ik deed, sommige dingen waren zelfs heel goed, maar ik heb ook verschillende dingen gedaan waarvan ik nu niet meer begrijp waarom ik ze toen zo gedaan heb. Ik geloof dat ik toen aan mezelf wilde bewijzen dat ik een hardrockgitarist was maar als ik het nu hoor besef ik dat ik het niet echt zelf ben.’
30 jaar professioneel muzikant
‘Ik ben al op m’n zestiende begonnen en ben nu nog maar achtenveertig en speel dus al meer dan dertig jaar professioneel. Toen ik tien jaar was begon ik gitaar te spelen. Mijn vader was promotor in Noord-Ierland en organiseerde veel concerten en vroeg me of ik wilde leren gitaar te spelen. Toen ik acht jaar was heb ik geprobeerd om te leren pianospelen maar dat werd een grote mislukking. Toen ik een jaar of vijf was wilde ik al muzikant worden al wist ik toen nog niet welk instrument ik zou willen gaan bespelen. Toen mijn vader me dus voorstelde om te gaan gitaarspelen was ik meteen erg enthousiast. Hij nam me mee naar het huis van een vriend van hem en die had een gitaar voor me, zo’n grote Framus gitaar, van Duits fabrikaat. Het was een heel moeilijk te bespelen instrument vooral omdat de snaren zo dik waren. Ik besteedde erg veel tijd aan het onder de knie krijgen van die gitaar terwijl mijn vrienden me achter de bosjes stonden uit te lachen. In feite leefde ik vanaf dat moment in mijn gitaar en dat is nu nog steeds zo.’
‘Ik heb nooit muziekles gehad, het enige dat me geleerd is was het A akkoord. Mijn vader nam me al jong mee naar zijn ballroom waar hij al die bands liet spelen en daar zat ik dan al die gitaristen te bekijken en ze in de pauzes te vragen of ze me konden leren hoe ik bepaalde grepen en dergelijke moest uitvoeren en de rest heb ik mezelf aangeleerd, vooral door veel met platen en de radio mee te spelen van muziek van The Beatles en The Shadows en toen kwam Eric Clapton met het “Bluesbreakers” album van John Mayall en vanaf dat moment was ik verknocht aan de blues.’
‘Toen ik op mijn zestiende in mijn eerste band speelde, Skid Row, was ik al een bluesgitarist. Eigenlijk ben ik gewoon twintig jaar afgeleid geweest toen ik hardrock speelde. Toen ze mij vroegen om tot die band toe te treden vroeg ik hen of ze een bluesband waren. Ze zeiden nee en toen zei ik dat ik dan niet wilde, ik was toen al een bluespurist ondanks dat ik nog zo jong was. Maar ik ging toch maar met ze spelen omdat ze ook wel wat goede dingen hadden en omdat Phil Lynott in de band zat die toen alleen maar zong en dus nog geen basgitaar speelde. Het was best wel leuk maar het was niet de band die ik gekozen zou hebben als er iets te kiezen was geweest.’
Gitaren
‘Mijn eerste gitaar was de Framus met een f-gat en zonder element. Die gitaar kostte vijf pond en had van die vreselijk dikke snaren. Niemand kon op die gitaar spelen, zelfs gitaristen van vijfentwintig jaar niet, behalve ik. In feite leerde ik eerst het aller moeilijkste, want ik kan nu op alle andere gitaren spelen. Toen ik zo’n vier jaar later mijn eerste echte gitaar had, een Telecaster, kostte het me geen enkele moeite om daarop te spelen.’
‘Toen ik bij Skid Row kwam had ik een Gibson SG en daar speelde ik geruime tijd op tot die gestolen werd. Da’s nog een leuk verhaal trouwens. We speelden een afscheidsoptreden voordat we naar Londen gingen en daar was een vent die mijn gitaar jatte en deze onder het podium verborg. Toen ik in Engeland aankwam had ik dus geen gitaar dus kocht ik een Les Paul. Drie maanden later dook plotseling mijn SG weer op, want de dief had ‘m aan niemand durven aanbieden omdat iedereen wist dat het mijn gitaar was. Tot aan Collosseum II in 1977 speelde ik alleen op Gibson gitaren, waarna ik vooral op de Stratocaster speelde, al gebruikte ik ook regelmatig de Les Paul. Tijdens mijn hardrockperiode in de 1980s speelde ik voornamelijk op Fenders maar uiteindelijk kwam ik toch weer bij de Les Paul uit. Mijn favoriete gitaar is dan ook de Gibson Les Paul.’
‘In de hedendaagse blueswereld spelen veruit de meeste gitaristen op Strats, waardoor het moeilijk is om een eigen sound te krijgen. Alleen daarom al speel ik op een Les Paul om me van anderen te onderscheiden. Begrijp me overigens niet verkeerd: iedereen die op een Strat speelt klinkt natuurlijk als zichzelf dus ik bedoel niet dat ze allemaal op elkaar lijken! Ik hou vooral van de warme sound van de Gibson; ik speel overigens niet alleen op een Les Paul maar tegenwoordig vooral op de Gibson 355 uit 1960, die ook op foto’s op de cd-hoes te zien is. Het is eentje met een stereoschakelaar maar die is afgekoppeld dus eigenlijk is het een 335. Het geluid van die gitaar vind ik erg mooi en dat is dan ook degene die ik het meest gebruik op het nieuwe album. Het is een lekkere mooie grote rode gitaar, het is haast alsof je hem omhelst, zo fijn voelt hij aan. Maar live speel ik vooral op de Les Paul, ook omdat het meeste van het oude werk daar ook op gespeeld is.’
‘Gibson heeft sinds kort een Signature model van de Les Paul uitgebracht, die heel goed is. Ze hebben hem speciaal voor mij gemaakt en daarna vroegen ze of ze hem op de markt mochten brengen. Dit is overigens een van de goedkoopste Signature models die ze maken (kost ongeveer f 6895,– inclusief luxe koffer –red.). Ik ben dus nu officieel Gibson endorser maar dat schept me verder geen verplichtingen. Ik hoef er geen clinics mee te doen bijvoorbeeld, zoals ik in het verleden wel heb gedaan met John Hiseman. We hebben eind 1970s samen een week op de Musikmesse in Frankfurt opgetreden, ik was er om Fender gitaren en versterkers te promoten en hij een drummerk waarvan ik me de naam niet meer kan herinneren. Vreselijk vond ik dat, we speelden alle dagen meerdere keren en dat was heel hard werken. Overigens speel ik nog steeds met dikke snaren. Sommige anderen doen dat ook, zoals Kenny Wayne Shepherd, maar die proberen vooral Stevie Ray Vaughan te imiteren.’
Peter Green’s Les Paul
‘Het verhaal van de Les Paul van Peter Green zoals het werkelijk gebeurd is: Peter zat op dat moment in de fase van zijn leven waarin hij veel van zijn bezittingen wegdeed. Hij vroeg me of ik zijn gitaar wilde lenen en dat wilde ik maar wat graag, tenslotte was hij een van mijn grote helden, maar ik vroeg toch maar voor de zekerheid of hij dat echt wel wilde en hij bevestigde dat. Een paar dagen later belde hij me op en vroeg wat ik van de gitaar vond. Fantastisch zei ik. Hij vroeg of ik hem wilde kopen, waarop ik antwoordde dat ik dat niet kon betalen. Geeft niks zei hij, verkoop je huidige gitaar en geef het geld dat je daarvoor krijgt aan mij en dan is het net alsof we geruild hebben. Hij was totaal niet in geld geïnteresseerd in die tijd en wilde eigenlijk niet dat ik meer dan een gitaar had. Ik kreeg iets van honderdtwintig pond voor mijn oude gitaar terug en dat gaf ik hem toen waarna hij me zelfs nog iets teruggaf! Die Les Paul was in die tijd zeker vijf of zes keer meer waard dan wat ik ervoor betaalde, maar hij vond het goed zo. Ik zei hem wel dat als hij zijn Les Paul terug wilde hebben, hij het alleen maar hoefde te zeggen. Hij zei me dat hij dat niet wilde en hij heeft me inderdaad nooit gevraagd of hij hem terug kon krijgen, ook niet sinds hij weer terug in de muziekwereld is. Maar hij kan hem nog altijd krijgen hoor, het is en blijft zijn gitaar!’
‘De reden voor het “Blues For Greeny” album was dat ik hem wilde bedanken voor alles wat hij heeft gedaan en betekend voor de muziekwereld en voor mij. Hij was een fantastische gitarist, zanger en songschrijver en ik vond dat hij daar niet genoeg waardering voor kreeg. Bovendien was Peter Green degene die mij heeft ontdekt toen ik in Skid Row zat. Hij stuurde zijn manager op ons af waarna onze carrière snel van start ging. Dus ik heb genoeg redenen om hem dankbaar te zijn. Toen hij zich plotseling terugtrok uit de muziekwereld liet hij een grote leegte achter, die maar moeilijk op te vullen bleek. Hij had een hele subtiele en warme manier van spelen, die eigenlijk niemand kon evenaren. Ik ben blij dat hij weer terug is, maar het is niet de Peter Green van toen en dat zal hij ook nooit meer worden, helaas. Hij speelt nu ook anders, meer jazzy.’
Oefenen
‘Ik oefen eigenlijk nooit maar speel wel heel veel. Ik heb thuis in vrijwel elke kamer wel een gitaar staan en daar zit ik dan altijd op te spelen als ik niets om handen heb. Ik oefen wel m’n vibrato’s en chorussen maar ik speel geen toonladders of zo. Vanwege het soort muziek dat ik speel moet ik wel regelmatig spelen om op niveau te blijven. Vroeger deed ik het allemaal zo snel en zo veel mogelijk, nu doe ik het minder snel maar zorg er wel voor het juiste gevoel te hebben. Ik ben ook een goede bassist, al zeg ik het zelf. Ik bespeel verder geen enkel ander instrument. Jeff Beck is trouwens ook een hele goede bassist. Ik speel zelf bas op heel wat van mijn platen, vooral als er geen bassist beschikbaar was, maar ik heb dat nooit vermeld. Ik zou niet altijd bas willen spelen, maar ik vind het een geweldig en heel belangrijk instrument.’
Gary’s website
Live speelt Gary Moore vooral op de Les Paul en hij gebruikt zowel Marshall als Fender buizenversterkers. Op zijn officiële en zeer uitgebreide webstek www.gary-moore.com kun je in het onderdeel The Warehouse zo’n beetje alle gitaren, versterkers, effectapparaten en dergelijke zien die hij in de afgelopen dertig jaar gebruikt heeft. Per e-mail kan zelfs informatie opgevraagd worden over wat hij wanneer gebruikt heeft.
Gary’s tips voor beginnende gitaristen
‘Probeer zo snel mogelijk een eigen stijl te ontwikkelen. Het geeft niet als je begint om andere gitaristen te kopiëren, dat hebben we allemaal gedaan, maar probeer zo snel mogelijk een eigen geluid te krijgen. Wees je bewust van je eigen stijl en geluid en speel muziek vanuit je hart en let niet te veel op techniek. Probeer origineel en jezelf te zijn als je jezelf serieus neemt en je serieus genomen wilt worden. Iedereen kan een ander kopiëren maar het is juist van groot belang dat je bewijst dat je een uniek en eigen sound en stijl hebt. Het is geweldig als je een goede techniek hebt, maar uiteindelijk is het meest belangrijke dat de muziek iets te vertellen heeft en dat er gevoel in zit. Mensen luisteren niet naar hoe goed iemand wel niet is maar naar het lied op zich. Er kan veel techniek in een song gestopt worden maar er komt vaak maar zo weinig gevoel uit, vind ik. Snel spelen is moeilijk, maar langzaam spelen en veel ruimte laten en daarmee gevoel tonen is veel moeilijker en wat mij betreft veel belangrijker. Tenslotte: wees spaarzaam met effecten en modieuze geluiden. Ik heb in de 1980s platen gemaakt die zo ongelooflijk uit die tijd klinken door het zogenaamd moderne geluid, dat ik me daar gewoon voor schaam!’
Barend en Van Dorp
Ter afsluiting van Gary’s promotiebezoek aan Nederland trad hij live op in het praatprogramma van Barend en Van Dorp. Na het interview wilde hij graag iets over dat programma weten en vertelde na de uitleg dat hij helemaal niet van dit soort programma’s houdt. Tijdens de lange live uitzending was op de achtergrond goed te zien dat Gary nogal onrustig was. Toen hij dan eindelijk mocht optreden besloot hij er maar een lekkere lange versie van ‘Enough Of The Blues’ tegen aan te gooien. De beide talkshowpresentatoren waren duidelijk zichtbaar not amused!
Gary’s favoriete gitaristen
‘Alle grote bluesgitaristen in feite: Peter Green, B.B. King, Albert King, Albert Collins, Otis Rush, Roy Buchanan, Eric Clapton in zijn jonge jaren vooral, Rory Gallagher, Jimi Hendrix, Jeff Beck, Carlos Santana, Hank Marvin, Stevie Ray Vaughan, The Edge, Jango Reinhardt en Paco DeLucia. Het zijn allemaal gitaristen die je meteen herkent, ook al hoor je maar een paar noten op de radio. Ze hebben allemaal hun eigen herkenbare stijl.’
Robert William Gary Moore was een Noord-Ierse gitarist, zanger, componist, tekstschrijver
Geboren: 4 april 1952, Belfast, Noord-Ierland, Verenigd Koninkrijk
Overleden: 6 februari 2011, Estepona, Spanje
Portretfoto’s
Live foto’s: Hotel The Grand, Amsterdam, ??.??.2001 of 2002
Parkpop, Zuiderpark, Den Haag, 24.06.1990
Bospop, Sportpark Boshoven, Weert, 8.07.2007